ZOEKEN

De alarmerende leeflooncijfers: dringend nood aan een performant activeringsbeleid

Terwijl ons land worstelt met de uitdagingen van de bloedrode overheidsfinanciën van de door de vergrijzing bedreigde sociale zekerheid en van een tanende concurrentiepositie, komt er een duidelijke noodzaak naar voren: de ambitie om het potentieel te benutten van elk individu dat in staat is om te werken. Centraal in dit streven staat de groep van de leefloners, een segment van de samenleving met een aanzienlijk onbenut potentieel. Het is dringend tijd om de oorzaken aan te pakken in plaats van de kostelijke gevolgen te blijven opvangen.

Disproportionele realiteit

België, vaak geprezen om zijn socialezekerheidsstelsel, worstelt met een duizelingwekkend aantal mensen dat een leefloon ontvangt, om en bij  157.000 met een kostprijs van meer dan 1,5 miljard per jaar. Nog zorgwekkender is de onevenredige verdeling van deze ontvangers over de regio's. In Brussel ontvangt 3,61 procent van de inwoners een leefloon, in Wallonië is dat 1,99 procent en in Vlaanderen slechts 0,57 procent. Tegen deze achtergrond komt een pijnlijke ironie naar voren: er zijn weinig regio's in de EU met zoveel vacatures te midden van ongebreidelde werkloosheid en inactiviteit als in Brussel en Wallonië. De ongelijke verdeling van het aantal leefloners over de regio’s moet niet alleen erkend worden, het is ook hoogtijd dat er actie ondernomen wordt. Het activeringsbeleid is een regionale bevoegdheid. Wallonie en Brussel moeten hun verantwoordelijkheid nemen.

Wereldvreemde ‘oplossingen’

De voorgestelde aanpak van de PS-Ecolo-alliantie, uitkeringen verhogen en kosten verlagen om mensen uit de armoede te halen, lijkt op het eerste gezicht medelevend, maar heeft op de lange termijn onhoudbare implicaties. Overmatig vertrouwen op de ontvangers van een leefloon zet het socialezekerheidsstelsel onder druk. De duurzaamheid van onze sociale zekerheid vraagt om een nieuw perspectief, een perspectief dat tijdelijke steun combineert met empowerment en aanzet tot arbeidsparticipatie.

Hoewel de intentie om kwetsbare burgers een vangnet te bieden lovenswaardig is, vervaagt de lijn tussen steun en afhankelijkheid steeds meer. Het gemak waarmee leeflonen door de OCMW’s - met name onder de taalgrens - worden toegekend, is zorgwekkend. Deze dynamiek heeft de weg geëffend naar een situatie waarin individuen eerder geneigd zijn blijvend te kiezen voor dit vangnet in plaats van actief op zoek te gaan naar betaald werk. George-Louis Bouchez noemt het niet voor niets “congé-à-vie”.

Hoe verontrustend de cijfers zelf ook zijn, het ontbreken van inspanningen om leefloners naar de arbeidsmarkt te begeleiden, is minstens even verontrustend. De voorgestelde oplossingen van de PS en Ecolo-Groen om de problematiek aan te pakken zijn verbijsterend. Door de prikkels om aan het werk te gaan verder te verminderen – het pleiten voor een verhoging van de uitkeringen, goedkopere huisvesting als magische oplossingen om armoede aan te pakken – dreigt links het fundament te ondermijnen van een bloeiende samenleving, gebouwd op individuele bijdragen en collectieve welvaart door eenieder die instaat is bij te dragen. Ook het voorstel om “des territoires de zéro chômage” op te richten met door de overheid gecreëerde en gesubsidieerde jobs, klinkt wellicht sommige als muziek in de oren, maar het is niet enkel een enorm duur idee, het is nefast voor de vele sectoren die hopeloos op zoek zijn naar arbeidskrachten.

Verantwoording en stimulering

De meeste mensen met een leefloon bevinden zich tegen hun wil in deze benarde situatie, gevangen in een cyclus die ze misschien nooit hadden verwacht. Het belang van activeringsbeleid kan niet genoeg worden benadrukt. Toch blijkt dat ontvangers vaak niet over de nodige ondersteuning en activering beschikken om te re-integreren op de arbeidsmarkt. Het zijn net die twee zaken waar we als overheid op moeten inzetten.

Om de succesvolle integratie van leefloners in de beroepsbevolking te waarborgen, is een tweeledige aanpak van cruciaal belang. Enerzijds is een nauwe samenwerking tussen de lokale openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten onontbeerlijk. Elke ontvanger van een leefloon, Vlaming, Brusselaar en Waal, moet ingeschreven zijn bij respectievelijk VDAB, Actiris en Forem en een intense samenwerking tussen deze instanties, zeker in de grensstreek, is noodzakelijk. Deze afstemming zorgt voor begeleiding en ondersteuning op maat op weg naar zinvol werk en bevordert de oh-zo-nodige arbeidsmobiliteit in ons land. 

Bovendien moeten we OCMW's niet alleen aanmoedigen om leefloners aan het werk te krijgen, we moeten hen ook verantwoordelijk stellen voor aanhoudend verzuim. Het voorstel dat Tom Ongena (Open VLD) deed naar aanleiding van de lage terwerkstelling van Oekrainse leefloners om een bonus-malussysteem in te voeren dat de toekenning van financiële middelen aan lokale besturen koppelt aan het aan de slag helpen van Oekrainseleefloners, is een eerste stap. Er is dringend nood aan een  systeem dat de OCMW's beloont die prioriteit geven aan activering en de OCMWs  die er niet in slagen om ontvangers van een leefloon naar betaald werk te begeleiden verantwoordelijk stelt.

Onlangs kwam aan het licht dat in onze buurlanden een groter percentage Oekrainse vluchtelingen aan de slag is dan in België. Het voorbije anderhalf jaar ontvingen de OCMW’s de eerste vier maanden 135% van het uitbetaalde equivalent leefloon aan een Oekraïner en daarna 125%. De respectievelijke 35 en 25% extra diende om de werkingskosten van het OCMW te dekken. Er bestond echter geen verplichting om een integratietraject op te starten wat ongetwijfeld de lage activiteitsgraad van de Oekraïners verklaart. Bovendien houdt een percentuele berekening van de extra werkingskosten helemaal geen incentive in om het leefloon te drukken, vb. door (deeltijdse) tewerkstelling).

Vanaf 1 oktober wordt dit systeem aangepast en krijgen OCMW’s enkel 10% extra wanneer zij voor de Oekraïense vluchtelingen een Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI) opstarten, zoalsmomenteel reeds bestaat voor de niet-Oekrainse leefloners. Op zich is dit al een verbetering, maar de extra vergoeding is nog steeds niet verbonden aan daadwerkelijke (re)integratie  in de arbeidsmarkt en het blijft een percentueel bedrag wat de accurate berekening van het leefloon niet bevordert.

De federale overheid financiert, naargelang het type, 60 tot 100 procent van de leeflonen die uitbetaald worden door de OCMW's. Daarom pleit ik er voor de financiering te linken aan accurate bepaling van de hoogte van de leeflonen en aan de succesratio’s van integratie in de arbeidsmarkt van de leefloners. Dit  betekent niet alleen een commitment aan de personen die hulp nodig hebben, maar ook aan verantwoord bestuur. Door de federale financiering te koppelen aan de prestaties van de OCMW's, brengt het systeem de belangen van de overheid, gemeenten en burgers op één lijn.

Collectieve inspanning voor welvaart

Het is onze collectieve verantwoordelijkheid om een samenleving te bewerkstellingen waarin iedereen bijdraagt aan de welvaart. De financiële positie van ons land laat geen zelfgenoegzaamheid toe. Door het delicate evenwicht te vinden tussen ondersteuning en activering, kunnen we de weg effenen voor een meer rechtvaardige, duurzame en welvarende toekomst voor álle Belgen en een productiever en concurrentiëler land. Een toekomst waarin degenen die in moeilijkheden verkeerden hun leven en welzijn kunnen terugwinnen door middel van zinvol werk en hernieuwde zelfredzaamheid.

In essentie komt  meer mensen aan het werk ten goede aan zowel het individu als het collectief. Werken zorgt bij mensen voor financiële zekerheid, persoonlijke ontwikkeling en een sociaal netwerk. Op collectief niveau draagt het bij aan economische groei, sociale cohesie en algemene maatschappelijke vooruitgang. Een bloeiende beroepsbevolking is de hoeksteen van een welvarende en harmonieuze samenleving. Een activiteitsgraad vergelijkbaar met de buurlanden, zorgt ervoor dat een land concurrentieel is.

De boodschap is ondubbelzinnig: iedereen die daartoe in staat is, moet bijdragen aan het welzijn van onze samenleving en een betere toekomst verzekeren voor de huidige en toekomstige generaties.

- Eva De Bleeker